„steken“: werkwoord steken [ˈsteːk-]werkwoord | Verb v Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) stechen, stecken, blasen stechen mit einem Messer, einer Gabelet cetera, enzovoort(s) | et cetera, und so weiter etc steken steken stecken hineintun, sich befinden steken steken blasen Trompete steken steken exemples blijven steken stecken bleiben, stocken blijven steken blijven steken liegen bleiben Auto blijven steken wat steekt daar achter? was steckt dahinter? wat steekt daar achter? in elkaar steken zusammenbauen zusammenstellen in elkaar steken naar buiten steken herausstrecken naar buiten steken masquer les exemplesmontrer plus d’exemples