„vallen“: werkwoord vallenwerkwoord | Verb v <zijn hulpwerkwoord zijn | Hilfsverbzn> Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) fallen, hinfallen, stürzen fallen, stürzen vallen vallen hinfallen vallen vallen exemples doen vallen stürzen doen vallen laten vallen fallen lassen laten vallen laten vallen nachlassen vom Preis laten vallen vallen te +onbepaalde wijs (het hele werkwoord) | Infinitiv inf sein zu +onbepaalde wijs (het hele werkwoord) | Infinitiv inf vallen te +onbepaalde wijs (het hele werkwoord) | Infinitiv inf wat valt er te doen? was gibt es zu tun? wat valt er te doen? naar beneden vallen herunter-, hinunterfallen naar beneden vallen vallen onder figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig unterstehen (datief, 3e naamval | Dativdat) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig vallen onder figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig vallen op figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig entfallen auf (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig vallen op figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig vallen op fliegen (of | oderod stehen) auf (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk) auf Person vallen op vallen over figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig sich ärgern über (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk) sich stoßen an (datief, 3e naamval | Dativdat) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig vallen over figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig daar valt niet mee te lachen das ist nicht zum Lachen, da gibt es nichts zu lachen daar valt niet mee te lachen op hem valt niets te zeggen an ihm ist nichts auszusetzen op hem valt niets te zeggen hij viel een gat in zijn knie er schlug sich beim Fallen das Knie auf hij viel een gat in zijn knie masquer les exemplesmontrer plus d’exemples