„punt“: zelfstandig naamwoord punt [pɵnt]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) Spitze, Kante, Zipfel, Zinke, Ecke Spitzevrouwelijk | Femininum, weiblich f punt punt Kantevrouwelijk | Femininum, weiblich f punt Eckevrouwelijk | Femininum, weiblich f punt punt Zipfelmannelijk | Maskulinum, männlich m punt punt Zinkevrouwelijk | Femininum, weiblich f punt punt exemples punt van de tong Zungenspitzevrouwelijk | Femininum, weiblich f punt van de tong
„punt“: onzijdig | mannelijk punt [pɵnt]onzijdig | Neutrum, sächlich nof | oder odmannelijk | Maskulinum, männlich m Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) Punkt, Note Punktmannelijk | Maskulinum, männlich m punt punt Notevrouwelijk | Femininum, weiblich f Schule punt punt exemples een punt zetten achter figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig einen Schlussstrich ziehen unter (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig een punt zetten achter figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig op het punt staan im Begriff sein, dabei sein op het punt staan op punten sport | SportSPORT nach Punkten op punten sport | SportSPORT