„weten“: werkwoord weten [ˈveːtə(n)]werkwoord | Verb v Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) wissen wissen weten weten exemples te weten komen herausbekommen, erfahren te weten komen te weten: … nämlich … das heißt … te weten: … zeker weten! ganz sicher!, garantiert! zeker weten! niets willen weten van iets ook | aucha. sich einer Sache verschließen niets willen weten van iets ik weet er alles van! ich weiß (Bescheid)! ik weet er alles van! daar weet ik niets van af davon (of | oderod darüber) weiß ich nichts daar weet ik niets van af niet dat ik weet nicht, dass ich wüsste niet dat ik weet weet ik veel! omgangstaal | umgangssprachlichumg was weiß ich! omgangstaal | umgangssprachlichumg weet ik veel! omgangstaal | umgangssprachlichumg en dat heeft hij (ook) geweten! figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig und das hat er (auch) zu spüren bekommen! figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig en dat heeft hij (ook) geweten! figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig er iets op weten eine Lösung für eine Sache wissen er iets op weten bij mijn weten meines Wissens bij mijn weten buiten mijn weten ohne mein Wissen buiten mijn weten masquer les exemplesmontrer plus d’exemples