„tijd“: zelfstandig naamwoord tijd [tɛĭt]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) Zeit, Weile Zeitvrouwelijk | Femininum, weiblich f tijd tijd Weilevrouwelijk | Femininum, weiblich f tijd tijd exemples vrije tijd Freizeitvrouwelijk | Femininum, weiblich f Mußevrouwelijk | Femininum, weiblich f vrije tijd nieuwere tijd Neuzeitvrouwelijk | Femininum, weiblich f nieuwere tijd het is (hoog) tijd es ist (höchste) Zeit het is (hoog) tijd al die tijd die ganze Zeit al die tijd (in) de laatste tijd in letzter (of | oderod jüngster) Zeit, neuerdings (in) de laatste tijd tegenwoordige tijd grammatica | GrammatikGRAM Präsensonzijdig | Neutrum, sächlich n tegenwoordige tijd grammatica | GrammatikGRAM (onvoltooid) verleden tijd grammatica | GrammatikGRAM Imperfektonzijdig | Neutrum, sächlich n Präteritumonzijdig | Neutrum, sächlich n (onvoltooid) verleden tijd grammatica | GrammatikGRAM voltooid verleden tijd grammatica | GrammatikGRAM Plusquamperfektonzijdig | Neutrum, sächlich n voltooid verleden tijd grammatica | GrammatikGRAM toekomende tijd grammatica | GrammatikGRAM Futuronzijdig | Neutrum, sächlich n toekomende tijd grammatica | GrammatikGRAM bij tijd en wijle dann und wann bij tijd en wijle in een week tijd innerhalb einer Woche in een week tijd met de tijd ook | aucha. allmählich met de tijd om dezelfde tijd ook | aucha. zur selben Zeit om dezelfde tijd op tijd rechtzeitig, zur rechten Zeit, fristgemäß, fristgerecht op tijd alles op zijn tijd alles zur rechten Zeit alles op zijn tijd over tijd zu spät, überfällig over tijd sedert die tijd ook | aucha. seither sedert die tijd te allen tijde jederzeit, zu jeder Zeit te allen tijde te zijner tijd zu gegebener (of | oderod passender) Zeit te zijner tijd tegen die tijd bis dahin tegen die tijd ten tijde van zur Zeit (genitief, 2e naamval | Genitivgen) ten tijde van uit de tijd zijn aus der Mode sein uit de tijd zijn van tijd ook | aucha. zeitweilig van tijd voor onbepaalde tijd auf (of | oderod für) unbefristete Zeit voor onbepaalde tijd tijd rekken Zeit schinden tijd rekken masquer les exemplesmontrer plus d’exemples