„stijf“: bijvoeglijk naamwoord stijf [stɛĭf]bijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) steif, starr, ungelenk, hölzern steif, starr stijf stijf ook | aucha. ungelenk, hölzern stijf figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig stijf figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig exemples stijf staan van starren von (of | oderod vor) (datief, 3e naamval | Dativdat) stijf staan van stijf worden ook | aucha. sich versteifen stijf worden