„spreken“: werkwoord spreken [ˈspreːk-]werkwoord | Verb v Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) sprechen, reden sprechen, reden spreken spreken exemples dat spreekt vanzelf das versteht sich dat spreekt vanzelf spreek op! heraus mit der Sprache! spreek op! in zichzelf spreken mit sich selbst sprechen in zichzelf spreken niet (of | oderod slecht) te spreken zijn over nicht gut zu sprechen sein auf (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk) niet (of | oderod slecht) te spreken zijn over bij wijze van spreken sozusagen bij wijze van spreken van zich doen spreken von sich reden machen van zich doen spreken om (maar) niet te spreken van … geschweige denn … om (maar) niet te spreken van … masquer les exemplesmontrer plus d’exemples