„rekenen“: werkwoord rekenenwerkwoord | Verb v Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) rechnen rechnen rekenen rekenen exemples erbij rekenen hinzurechnen erbij rekenen rekenen op sich verlassen auf (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk) rechnen mit (datief, 3e naamval | Dativdat) rekenen op iemand rekenen tot ook | aucha. jemanden zählen zu (datief, 3e naamval | Dativdat) iemand rekenen tot uit het hoofd rekenen kopfrechnen uit het hoofd rekenen te rekenen vanaf … gerechnet von (datief, 3e naamval | Dativdat)… an te rekenen vanaf … reken maar! omgangstaal | umgangssprachlichumg und ob! omgangstaal | umgangssprachlichumg reken maar! omgangstaal | umgangssprachlichumg masquer les exemplesmontrer plus d’exemples