„spoor“: onzijdig spooronzijdig | Neutrum, sächlich n Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) Spur, Fährte, Gleis, Eisen-Bahn Spurvrouwelijk | Femininum, weiblich f sporen spoor spoor ook | aucha. Fährtevrouwelijk | Femininum, weiblich f Jagd spoor spoor Gleisonzijdig | Neutrum, sächlich n spoor spoor (Eisen-)Bahnvrouwelijk | Femininum, weiblich f spoor spoor exemples op het spoor komen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig auf die Spur kommen, aufspüren figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig op het spoor komen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig op het goede spoor zijn (of | oderod zitten) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig auf dem richtigen Weg sein figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig op het goede spoor zijn (of | oderod zitten) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig per spoor per Bahn, mit der Bahn per spoor
„spoor“: zelfstandig naamwoord spoorzelfstandig naamwoord | Substantiv subst <sporen> Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) Sporn Spornmannelijk | Maskulinum, männlich m spoor spoor exemples zijn sporenmeervoud | Plural pl verdienen sich die Sporenmeervoud | Plural pl verdienen zijn sporenmeervoud | Plural pl verdienen