„ontzeggen“: werkwoord ontzeggenwerkwoord | Verb v <ontzeggen> Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) verweigern, versagen, absprechen, aberkennen verweigern, versagen ontzeggen ontzeggen absprechen, aberkennen ontzeggen ontzeggen exemples zich ontzeggen sich entsagen (datief, 3e naamval | Dativdat) zich ontzeggen iemand zijn huis ontzeggen jemandem das Haus verbieten iemand zijn huis ontzeggen iemand het recht ontzeggen jemandem das Recht verweigern (of | oderod streitig machen) iemand het recht ontzeggen