„nieuw“: bijvoeglijk naamwoord nieuw [niˑŭ]bijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) neu neu nieuw nieuw exemples nieuw gebouwonzijdig | Neutrum, sächlich n Neubaumannelijk | Maskulinum, männlich m nieuw gebouwonzijdig | Neutrum, sächlich n zo goed als nieuw ook | aucha. neuwertig zo goed als nieuw Hollandse nieuwe Matjesmeervoud | Plural pl Hollandse nieuwe