„lijden“: werkwoord lijden [ˈlɛĭ(d)ə(n)]werkwoord | Verb v Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) leiden, dulden, erleiden, ertragen, erdulden leiden lijden lijden dulden lijden lijden erleiden lijden ertragen, erduldenook | auch a. Niederlage, Verlust lijden lijden exemples lijden aan ook | aucha. erkrankt sein an (datief, 3e naamval | Dativdat) lijden aan niet mogen (of | oderod kunnen) lijden nicht leiden können niet mogen (of | oderod kunnen) lijden te lijden hebben van zu leiden haben unter (datief, 3e naamval | Dativdat) te lijden hebben van het lijdt geen twijfel es unterliegt keinem Zweifel het lijdt geen twijfel masquer les exemplesmontrer plus d’exemples