kijk
[kɛĭk]zelfstandig naamwoord | Substantiv substVue d'ensemble de toutes les traductions
(Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction)
- Blickmannelijk | Maskulinum, männlich mkijkkijk
- Einblickmannelijk | Maskulinum, männlich mkijkkijk
- Sichtvrouwelijk | Femininum, weiblich fkijkkijk
exemples
- een goede (slechte) kijk hebben opeinen guten (schlechten) Blick haben für (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk)
-
- te kijk zetten figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfigbloßstellen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig
masquer les exemplesmontrer plus d’exemples