„vloer“: zelfstandig naamwoord vloer [v̊luːr]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) Fußboden Fußbodenmannelijk | Maskulinum, männlich m vloer vloer exemples met iemand de vloer aanvegen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig mit jemandem Schlitten fahren figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig met iemand de vloer aanvegen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig door de vloer gaan figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig in den Erdboden versinken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig door de vloer gaan figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig er niet meer over de vloer komen nicht mehr hingehen (of | oderod besuchen) er niet meer over de vloer komen veel volk (of | oderod mensenmeervoud | Plural pl) over de vloer krijgen viel Besuch bekommen großen Zulauf bekommen veel volk (of | oderod mensenmeervoud | Plural pl) over de vloer krijgen masquer les exemplesmontrer plus d’exemples