„schuldig“: bijvoeglijk naamwoord schuldig [ˈsxɵldəx]bijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) schuldig schuldig schuldig schuldig exemples zich schuldig maken aan iets sichiets | etwas etwas zuschulden kommen lassen zich schuldig maken aan iets hoeveel (of | oderod wat) ben ik u schuldig? ook | aucha. wie viel schulde ich Ihnen? hoeveel (of | oderod wat) ben ik u schuldig?