„kraag“: zelfstandig naamwoord kraag [kraːx]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst <kragen> Vue d'ensemble de toutes les traductions (Pour plus d'informations, cliquez sur/touchez la traduction) Kragen Kragenmannelijk | Maskulinum, männlich m kraag kraag exemples een stuk in zijn kraag hebben omgangstaal | umgangssprachlichumg einen sitzen haben omgangstaal | umgangssprachlichumg een stuk in zijn kraag hebben omgangstaal | umgangssprachlichumg